VBAR: de argumenten voor en tegen

Schijnzelfstandigheid -zo lezen we al een tijdje in de media- is een toenemend fenomeen op de Nederlandse arbeidsmarkt. Dat dit een probleem is, daar is iedereen het wel over eens. Maar over een oplossing zijn de meningen verdeeld. Want hoe omschrijf je zelfstandigheid op een manier die schijnzelfstandigheid tegengaat, maar het werkelijke zzp’erschap niet ondermijnt? De wet die dit regelde -de DBA-blijkt te vaag. Een nieuwe wet, de VBAR, zou meer  duidelijkheid moeten scheppen. Het voorstel voor de VBAR ligt nu ter goedkeuring bij de Raad van State én staat flink ter discussie.

Besparen op personeelskosten

Werkgevers die personeel in op zzp basis inhuren, voor functies waar eerder werknemers ingezet zouden worden. Vanuit een ondernemersperspectief kan dit een aantrekkelijke keuze zijn. Want een zzp’er brengt aanzienlijk minder juridische en fiscale plichten (lees: kosten) met zich mee. Maar met het vervallen van hun recht op bijvoorbeeld pensioenopbouw, een vast contract, ww, opzegtermijn en een minimaal aantal uren is de financiële bestaanszekerheid van de schijnzelfstandige kwetsbaar. Waar werkgevers geld en gedoe bespaard blijft, brengt deze constructie risico’s mee voor de zogenoemde zzp’er’ én de staatskas.

VBAR

Het wetsvoorstel voor VBAR (Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden) werd in juni 2024 ingediend bij de Raad van State door Minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dit voorstel moet voorzien in duidelijke en eenduidige richtlijnen om vast te stellen of iemand werkelijk zelfstandig ondernemer, dan wel werknemer is. Het VBAR-wetsvoorstel is daarmee bedoeld om een eerlijker en transparanter arbeidsklimaat te creëren. Het ziet ernaar uit dat de wet per 1 januari 2025 ingaat en wordt geacht preventief te werken: bij het aangaan van een arbeidsrelatie kan meer objectief en eerlijk kan worden vastgesteld of er werkelijk sprake is van zelfstandigheid. Daarbij gaat de Belastingdienst vanaf 2025 sowieso actief handhaven op schijnzelfstandigheid volgens regels uit de voorloper van de VBAR, de wet DBA. Volgens welke criteria is nog de vraag.

Blijkt zelfstandigheid uit werkrelatie of uit ondernemerschap?

Het wetsvoorstel VBAR definieert ondernemerschap volgens verschillende criteria, zoals de mate van zelfstandigheid, de aard van de werkzaamheden, en de onderlinge verhouding tussen opdrachtgever en opdrachtnemer. De vraag is hoe die beoordelingsrichtlijnen in de uiteindelijke wet omschreven gaan worden.

Casus: FNV vs. Uber

Exemplarisch in de standpunten hierover, is de rechtszaak tussen Uber en FNV, waarbij de FNV Uber (in hoger beroep) aanklaagde voor schijnzelfstandigheid van hun zzp’ers. Uber pleitte voor het criterium van ondernemerschap, waar de zzp’ers aan voldeden. FNV stelde dat als er naar de werkrelatie werd gekeken, er geen sprake van zelfstandigheid was. In hoger beroep werd de FNV in september 2024 in het gelijk gesteld.

Werkrelatie centraal

Het advies aan de Hoge Raad is deze niet te focussen rond het ondernemerscriterium: de vraag of de zzp-er bijvoorbeeld meerdere opdrachtgevers heeft en investeringen doet in bedrijfsmiddelen weegt minder zwaar. Het kijken naar de werkrelatie zou daarentegen doorslaggevend moeten zijn: als er bijvoorbeeld sprake is van een gezagsverhouding en werkt de veronderstelde zzp-er mee in de dagelijkse workflow in plaats van op projectbasis, dan is dit doorslaggevend. Verwacht wordt dat het advies aan de Hoge Raad opgevolgd wordt. De werkrelatie is dan een zwaarwegend beoordelingscriterium. De opdracht en de samenwerking met de werkgever zijn in het VBAR voorstel het belangrijkst bij de beoordeling of iemand ingehuurd mag worden. Kenmerken van ondernemerschap, kunnen bij twijfel doorslag geven.

Voors

Naast steun van de meerderheid van de Tweede Kamer, wordt vanuit verschillende organisaties de komt van de wet VBAR toegejuicht. FNV stelt het verstandig te vinden dat de belastingdienst vanaf 1 januari 2025 weer gaat controleren en juicht het centraal stellen van de werkrelatie toe. Werkgevers ontnemen schijnzelfstandigen “van pensioenopbouw, verzekering, doorbetaalde verlofdagen en vakantietoeslag” en dit zou met VBAR goed voorkomen kunnen worden. Daarbij zijn vrijwel alle betrokken partijen het erover eens dat een verduidelijking van de criteria uit de DBA leidt tot stabielere, eerlijkere en beter beheersbare arbeidsrelaties.

Tegens

Maar er is ook kritiek: terwijl er al per 1 januari gehandhaafd wordt door de Belastingdienst zijn de richtlijnen nog steeds te vaag, zo stellen onder andere werkgeversorganisaties. Onduidelijkheid en onzekerheid in de markt zullen een onvermijdelijk gevolg zijn. Daarbij zouden werkelijke zzp’ers ten onrechte als schijnzelfstandige aangemerkt kunnen worden en kan het zelfstandig ondernemerschap ontmoedigd worden. Ook zou de wet geen recht doen aan de toegenomen verscheidenheid aan arbeidsrelaties en een niet onderscheid tussen ondernemer en werknemer dat te zwart-wit en dus niet representatief is.

Meer weten

Lupacompany volgt de discussie op de voet, en houdt je op de hoogte bij nieuwe ontwikkelingen rond de VBAR. Twijfel je of de definitie van arbeidsrelaties voldoen aan de regels van de op handen zijnde VBAR? Zorg dat je goed geïnformeerd wordt! Zipconomy heeft een gedetailleerde uiteenzetting gepubliceerd met de (nieuwe) criteria voor de VBAR in september 2024. Je leest het  hier.  Wil je je als zzp’er voorbereiden op de VBAR? Lees hier  hoe. Werkgevers en DGA’s die zzp’ers inhuren, lezen hier verder over mogelijke gevolgen.